Huis van Hilde, in 2014 prachtig verschenen aan de spoorlijn in Castricum, is een provinciale aangelegenheid. Een wettelijke taak zelfs. Potten, scherven, lepels, schedels, je kunt het zo gek niet bedenken of je vindt ze daar, de schatten die de NoordHollandse bodem eeuwenlang verborgen hield.
Sinds ik drie jaar geleden de Raad heb meegekregen in m’n oproep om er bij de Provincie op aan te dringen dat het Huis van Hilde de museumstatus krijgt (gratis toegang voor museumkaarthouders, en jeugdigen) staren we in dichte mist.
Van jaar tot jaar informeer ik naar de status en telkens krijg ik dezelfde reactie (..) ‘ik heb geen idee’ (..) van de wethouder van kunstzaken.
Geen idee, de gemeente weet het niet, kan niet meedelen wanneer ‘de provincie’ zover is om aan Huis van Hilde de museumstatus te verlenen. Een bevordering die het gebouw en zijn collectie onmiddellijk een verdubbeling van het bezoek zou opleveren, en daarmee ook een verwachte ‘impuls’ aan de lokale economie en de middenstand die in Castricum wel een duwtje in de rug kunnen gebruiken.
Maar nee, voordat het zover is zijn we elkaar onderweg al tien keer kwijtgeraakt met onderzoeken, eisen, vragen, discussies over kerntaken, en wordt het gebouw overlopen door ambtenaren en bestuurders die zich geen raad weten met de vraag hoe je van een wettelijke taak, de verplichting om oude bodemvondsten in archief te houden en te tonen, iets leuks voor de mensen kunt maken.
Intussen draait het centrum bij gebrek aan baten grotendeels op vrijwilligers, catering en museumwinkel werpen nauwelijks vruchten af en is er geen budget voor aankopen en wisselende exposities. Terwijl een publiek van ongekende omvang staat te trappelen het gebouw te bezoeken, mits er méér bekendheid aan wordt gegeven en de programmering fris en fruitig is, houdt de Nationale Museumvereniging de vergunning op zak.
Het is een wondere wereld, het ontsluiten van cultuurschatten en overheidsdenken. Ik zou wel anders willen, maar ik kan in mijn eentje geen potten breken. Hoewel, misschien helpt het. (auteur: Ron de Haan)